Kwaak-kwaak
Twee weken terug las ik het boek ‘Bezonken rood’.
Geschreven door Jeroen Brouwers in 1981. Ik wist niet zo goed wat ik van dit
boek moest verwachten. Ik klikte mijn e-reader aan, die ik overigens iedere
lezer kan aanbevelen, en ben maar begonnen. Het boek heeft een beetje een
vreemd begin. Het hupt van het één op het andere onderwerp en je krijgt maar
moeilijk hoogte van de ik-figuur, die Jeroen zelf blijkt te zijn. Al gauw
begrijp je dat Jeroen en zijn moeder een bijzondere band hadden. Zijn moeder
overlijdt, maar hij gaat bijvoorbeeld niet naar haar begrafenis. Tussen het
verhaal door worden er vreemde kreten gelanceerd. ‘Stap-stap-stap’ wordt vaak
herhaald, evenals het bijzonder aandoende ‘kwaak-kwaak’. Midden in zinnen komen
deze woorden tevoorschijn. Je krijgt al gauw het idee dat Jeroen niet helemaal
in orde is. Waarom zou je immers ineens ‘kwaak-kwaak’ roepen, als je niet met
een spelletje hints bezig bent?
Jappenkamp
Na de eerste hoofdstukken, waarin de moeder van Jeroen
overlijdt, kom je er achter dat Jeroen in een jappenkamp heeft gezeten toen hij
nog een kleine jongen was. Hij zat in het Tjideng-kamp in Batavia met zijn
moeder, zijn zusje en zijn oma. Brouwers beschrijft in zijn roman de
verschrikkingen van de tijd in het kamp. Met name de gruwelijkheden die de
dames in het kamp werden aangedaan staan
mij nog helder voor de geest. Regelmatig heb ik het boek, terwijl ik misselijk was
van alle details, aan de kant gelegd. En toch pakte ik het boek steeds weer op.
Je komt er namelijk achter dat Jeroen zijn ‘eigenaardigheden’ allemaal hun
oorsprong vinden in zijn kindertijd in het jappenkamp.
Weemoed
Brouwers refereert regelmatig aan het feit dat er
‘tegenwoordig’ (in 1981) zo luchtig over de jappenkampen wordt gesproken,
terwijl er over kampen als Auschwitz niets dan ellende wordt verkondigd. Hij
vertelt dat de mensen die nog met elkaar over jappenkampen spreken er haast met
weemoed op terug lijken te kijken. Ik kan me dat na het lezen van die
verschrikkelijke passages niet voorstellen. Misschien is dat ook de reden dat
ik steeds door blijf lezen. Ik hoop steeds op een goed einde, op een soort
blijde boodschap.
Recensie
Toen ik een recensie las over ‘Bezonken rood’ op
http://www.collegenet.nl/phpbb/viewtopic.php?t=23475&PHPSESSID,
deed ik een verbazingwekkende ontdekking. Daar waar ik na het lezen van het
boek was overtuigd van de gruwelijkheden in de jappenkampen, bleken de feiten
niet zo hard. Althans, in de recensie worden er twee mannen aangehaald die
beweren in datzelfde jappenkamp te hebben gezeten. Deze mannen gaven aan dat
het Tjideng-kamp niet zo vreselijk was als Brouwers in zijn boek beweert. Lees
het maar eens! Ik moest er nog eens over nadenken.
Opdat wij niet
vergeten
Die gedachten zet ik hier nu op het digitale-papier. Vind
ik het erg dat Brouwers de feiten eventueel een beetje heeft aangedikt? Was ik
net zo geschokt geweest als de jappenkamp verschrikkingen niet zo heel
verschrikkelijk zouden zijn geweest? Ik denk dat ik het wrange van de weemoed
die Brouwers beschrijft niet zou hebben begrepen. Daar ben ik het merendeel van
het lezen mee bezig geweest. Met de vraag: waarom praten er niet veel meer
mensen over deze verschrikkingen! Waarom ken ik wel de verhalen van Auswitsch
en Westerbork, maar niet van de jappenkampen uit WOII?
Als Brouwers zijn kindertijd in het kamp niet zo heftig
had voorgesteld, had ik die weemoed misschien wel kunnen begrijpen. De moeders
en kinderen zaten toch samen? Ze hoefden in principe niet te werken? Dat is
natuurlijk erg, maar niet half zo erg als een dag in de volle zon in een
metalen kist gestopt worden. Opdat wij niet vergeten is toch niet voor niets
een zin die iedere tiener in zijn geheugen wordt geprent op 4 mei? Ik denk dat
Brouwers met ‘Bezonken rood’ het geheugen van de mens heeft willen opfrissen.
Met aangedikte feiten of niet. Ze zouden het boek in de geschiedenisles moeten
aanbieden op middelbare scholen! Opdat wij niet vergeten…